Bij de jachttraining moet de hond een aantal proeven afleggen. Hierbij kun je een diploma halen, het C-, B-, en het A-diploma. Voor het behalen van een C-diploma moeten de proeven A t/m E voldoende zijn afgelegd. Voor het behalen van een B-diploma moeten de proeven A t/m H voldoende zijn afgelegd. Voor het behalen van een A – diploma moeten de proeven A t/m J voldoende zijn afgelegd. Voor een proef kan er maximaal 10 punten behaald worden en minimaal 6. Als de proef niet voldoende is afgelegd krijg je een O (onvoldoende). Om het diploma te halen moet voor alle proeven een voldoende gehaald worden.
Proeven voor het C-diploma:
Proef A: Aangelijnd en los volgen
De hond moet zijn voorjager over een traject van ongeveer 40 meter volgen, waarbij de hond netjes naast de voorjager moet lopen, zonder deze te hinderen of te trekken aan de lijn. Het traject heeft de vorm van een zandloper waardoor de voorjager steeds 2 bochten met zijn hond aan binnenkant en twee bochten met zijn hond aan de buitenkant moet maken.Het traject moet twee maal gelopen worden, één keer aangelijnd en één keer los.
Aangelijnd en los volgen.
Proef B: Uitsturen en komen op bevel
De hond moet op het commando van de voorjager vrij worden uitgezonden over een afstand van ongeveer 30 meter. Als de keurmeester de afstand voldoende vindt wordt verzocht de hond terug te halen. De hond moet direct komen op het commando (fluit of stem). Om nog een voldoende te krijgen moet de hond met maximaal 3 commando’s bij je zijn.
Uitsturen en komen op bevel
Proef C: Houden van de aangewezen plaats
De hond moet 2 minuten blijven op een door de keurmeester aangewezen plaats. Hierbij is de voorjager uit zicht. De keurmeester moet er op toe zien dat de hond niet door verwaaiing kan weten dat zijn voorjager in de buurt is. Meestal moet de hond bij deze proef liggen, maar hij mag ook zitten of staan. Denk erom dat de hond de volle 2 minuten in deze houding op de plaats blijft.
Houden van de aangewezen plaats.
Proef D: Apport te land
Op ongeveer 25 meter afstand van de voorjager en zijn hond zal een konijn worden opgegooid. De hond moet netjes blijven zitten totdat zijn voorjager hem het commando geeft om te apporteren. Springt de hond in (hij gaat voordat zijn voorjager hem een commando geeft) dan kunnen er nog maximaal 8 punten gegeven worden.
Apport te land.
Proef E: Apport uit diep water
De voorjager en de hond staan aan de waterkant. Er zal een schot gelost worden en er wordt een eend in het water gegooid. De hond moet netjes blijven zitten totdat zijn voorjager hem het commando geeft om te apporteren. Springt de hond in (hij gaat voordat zijn voorjager hem een commando geeft) dan kunnen er nog maximaal 8 punten gegeven worden.
Proeven voor het B-diploma:
Proef F: Verloren apport te land
De hond moet een in dichte dekking geworpen eend apporteren. De eend wordt op ongeveer 40 meter van de plaats waar de hond wordt ingezet geworpen. De plaats wordt zo uitgekozen dat de voorjager en de hond elkaar niet kunnen zien als de hond in de omgeving van de eend werkt. Bij voorkeur dient de proef zo te worden uitgezet, dat de wind uit een richting komt loodrecht op die, waarin de hond moet worden uitgestuurd. De hond wordt ingezet en deze moet de eend opzoeken en netjes afgeven bij zijn voorjager. De hond moet dus compleet zelfstandig werken bij deze proef.
Proef G: Markeerapport te land
Op een afstand van ongeveer 60 meter van de voorjager en zijn hond wordt voorafgaande aan een schot een eend opgegooid. Bij voorkeur wordt deze gegooid in een lagere dekking, zodat de eend op de valplaats niet is te zien voor de hond. De voorjager mag zijn hond pas een commando geven, wanneer de keurmeester hem op de schouder tikt. Dit teken geeft de keurmeester ongeveer 3 tot 5 seconden nadat de eend is gevallen. Als de hond inspringt, en hij niet binnen 5 meter kan worden afgestopt, is de proef onvoldoende afgelegd.
Nadat het commando is gegeven moet de hond in een rechte lijn naar de eend en netjes apporteren. Als de hond zoekend de eend vindt, is de proef ook onvoldoende afgelegd. De hond moet de valplek onthouden, hetgeen markeren wordt genoemd.
Markeerapport te land.
Proef H: Verloren apport over diep water
De voorjager en de hond staan aan de waterkant. Aan de andere kant van het water zal er, zonder dat de hond het kan zien, een eend op maximaal 40 meter van de kant worden neergelegd. De plek van de eend is zo gekozen, dat wanneer de hond uit het water komt, de eend niet kan zien liggen. De hond wordt over water gestuurd en moet de eend opzoeken. Hierna zal de hond hem netjes moeten apporteren.
Verloren apport over diep water
Proeven voor het A-diploma:
Proef I: Dirigeerproef te land
Dirigeren houdt in met fluitsignalen, commando’s en armgebaren de hond op afstand sturen en afstoppen. De keurmeester zal de voorjager een punt aanwijzen waar hij zijn hond naartoe moet dirigeren. Deze afstand is meestal zo’n 100 tot 150 meter. Als de hond dicht genoeg bij de plaats is aangekomen, krijg je van de keurmeester een signaal om de hond naar een duif te dirigeren en deze te laten apporteren. Deze ligt ongeveer op zo’n 50 meter van het stoppunt van de wind af.
Bij deze proef zullen er 3 keurmeesters aanwezig zijn. Als een keurmeester vindt dat het naar zijn mening niet voldoende is, doet hij een boekje omhoog. Zijn er twee keurmeesters die dit doen, dan is de proef onvoldoende afgelegd.
Proef J: Sleep van een verre loper over breed water
Deze proef mag alleen afgelegd worden, wanneer er een voldoende behaald is voor de dirigeerproef te land.
De voorjager en de hond staan aan de waterkant. De hond moet over een breed en diep water een ver weggesleepte eend apporteren. Het spoor moet minimaal 150 meter en maximaal 300 meter lang zijn. Tevens moeten er minimaal 2 haken van ongeveer 90 graden inzitten. De hond wordt door de voorjager over het water gestuurd en moet de hond dirigeren naar de plek waar de sleep begint. Als de hond de sleep heeft opgepakt, mag de voorjager geen enkel commando meer aan zijn hond geven. De hond moet de sleep zelfstandig uitwerken en de eend apporteren. Hij mag hierbij niet verloren gaan zoeken, maar moet door middel van de sleep de eend vinden. Bij voorkeur wordt de proef zo uitgezet dat de wind uit een richting komt, variërend tussen recht van achteren en loodrecht op die, waarin de hond over het water moet worden gestuurd.